Lumberjackspavilion

Dré Wapenaar 2006

Collection:
Gallery Lia Rumma, Italy
and Dré Wapenaar

Photography: Robbert R. Roos

construction:
Dick van Campenhout,
Waalhaven Rotterdam

production:
Studio Dré Wapenaar
LUMBERJACKSPAVILION
HOUTHAKKERSPAVILJOEN
2006

The Lumberjackspavilion can be seen as counterwork for the Pavilion of Emptiness.

In REALM OF DREAMS
Stedelijk Museum Schiedam
March 10 2007 until july 1 2007.

Wilma Sütö
Conservator moderne- en hedendaagse kunst Stedelijk Museum Schiedam:

"The sculptor and tent-builder Dré Wapenaar works at the interface of architecture, design and visual art. He makes tents that function as a birdhouse, tree hut or hangout, while remaining suggestive sculptures, as enigmatic as the light that filters through the multi-hued canvas. Sometimes these mobile structures have a public function, occasionally a very private one. The Birthing Tent and the Death Bivouac, for example, are intimate capsules for the rituals of life and death.
In his latest work, too, Wapenaar again reaches out to the cycle of life, seeking equilibrium between the material and the spiritual. His Pavilion of Emptiness and Lumberjack’s Pavilion are storage areas for mental versus physical energy. One is full of wood blocks and equipped with a hearth and a wood-chopping area. An axe is ready for the next blow. The other one is a transparent temple-like construction through which a fresh breeze blows, a zone of reflection for the public."

"Het Houthakkerspaviljoen is een ‘paviljoen van de volte’: tot de nok gevuld met houtblokken. Maar ook de handeling van het hakken, opslaan en branden is erin vervat. Het paviljoen is uitgebreid met een vuur- en hakplaats. Een bijl staat gereed, in een stuk brandhout gedreven. Dit was de bijl van Wapenaars vader: uit de garage gehaald waar hij wegroestte, opgeknapt, geslepen en opnieuw gebakken in blanke lak – gereed voor de volgende klap."

De beeldhouwer en tentenbouwer Dré Wapenaar werkt op het kruispunt van architectuur, design en beeldende kunst. Hij beschouwt zichzelf als een regisseur van ontmoetingen; zijn tenten als sociale sculpturen. Ze kunnen daadwerkelijk worden gebruikt, als bloemenstand, nestkast, boomhut, hangplek, logeeradres, baartent of dodenbivak, en dat gebeurt ook in diverse gevallen: van stadspleinen en –parken, tot op de betere camping. Daarbij zijn het stuk voor stuk monumentale, oogstrelende beelden, robuuste sculpturen die het publiek opnemen in een ruimtelijke ordening van vormen en kleuren, geheimzinnig als het licht dat door het veelkleurige tentdoek schemert.
Met deze verplaatsbare en plooibare architectuur neemt Wapenaar het op tegen de vaste bebouwing. Hij verrijkt zowel stadscentrum en schoolplein (bijvoorbeeld met zijn Hang-, zoen- en rookplek) maar ook het museum met eigenwillige typologieën: variërend van een Boomtent in de vorm van een dauwdruppel, waarin milieuactivisten beschutting vinden, tot een Krantenkiosk met het silhouet van een omgekeerde communicatiesatelliet. Utopisch trefpunt bij uitstek is de nog niet in drie dimensies opgetrokken Babeltent (2001), die zich in een uitwaaierende spiraal naar de wolken slingert. Ook Wapenaars Soek voor Rotterdam (2005) met grillig geordende kramen is voorlopig slechts een gedroomde verrijking van de Hollandse markt.
Het werk van Wapenaar is soms uitgesproken publiek, zoals zijn Soek voor Rotterdam of het Viervleugelpaviljoen (2004) voor muziek, en dan weer toegesneden op een zeer persoonlijk gebruik. Zijn Baartent (2003) en Dodenbivak (2002) zijn intieme omhullingen voor de rituelen van leven en dood.
Ook in zijn nieuwste werk reikt Wapenaar naar de cyclus van het leven. Zoals Baartent en Dodenbivak elkaars pendanten zijn, vullen het Paviljoen van de Leegte en het Houthakkerspaviljoen elkaar aan: het één als opslagplaats voor mentale energie, het ander voor fysieke energie. Wapenaar zoekt een evenwicht tussen het stoffelijke en het geestelijke. Hij verwijst naar de lemniscaat, symbool van dat evenwicht, maar geeft met de overkoepelende titel van deze paviljoens zijn werk een wrange bijklank: Cyclus aan de Waanzin (2006).
Het Houthakkerspaviljoen is een ‘paviljoen van de volte’: tot de nok gevuld met houtblokken. Maar ook de handeling van het hakken, opslaan en branden is erin vervat. Het paviljoen is uitgebreid met een vuur- en hakplaats. Een bijl staat gereed, in een stuk brandhout gedreven. Dit was de bijl van Wapenaars vader: uit de garage gehaald waar hij wegroestte, opgeknapt, geslepen en opnieuw gebakken in blanke lak – gereed voor de volgende klap.
Het Paviljoen van de Leegte is daarentegen doorzichtig, een tempelachtig bouwsel van horizontale en verticale balken die als puzzelstukken in elkaar passen. Het paviljoen vormt een ruimtelijk lijnenspel, waar de wind doorheen kan blazen. Dunne blauwe gordijnen, als coulissen, waaien om een podium van drie houten vloeren die als treden naar het middelpunt leiden. Dit middelpunt is leeg, een gat in de vloer, en voor wie dat wil: een uitnodiging tot contemplatie.



Wilma Sütö
Conservator moderne- en hedendaagse kunst
Stedelijk Museum Schiedam

Webdesign:
Studio GloriusVandeVen