Articles

OBSERVATORIUM VOOR HET MENSELIJK GEDRAG
UNE MICROSOCIÉTÉ : LES TENTES DE DRE W
Touching Down in Public Space / english
Canvas Creations / english
The New Masters / english
A tent for all birds / english
Een tent voor alle vogels / dutch
Jumping the Boarding / english
Over De Schutting Springen / dutch
Stands and Tents / english
Lemniscaat / italian

OBSERVATORIUM VOOR HET MENSELIJK GEDRAG

Gepubliceerd in Ons Erfdeel 2011/3. Zie www.onserfdeel.be of www.onserfdeel.nl.

OBSERVATORIUM VOOR HET MENSELIJK GEDRAG. DE TENTEN VAN DRÉ WAPENAAR

Een kampeerplek voor aliens in de bossen, een kolonie wilde paddenstoelen, een verzameling igloachtige bouwsels en een wereld die we associëren met de NASA of met de sciencefictionfilm: het zijn enkele metaforen die voorkomen in een beschouwing over een tentendorp uit 2000 van de in Rotterdam wonende en werkende beeldende kunstenaar Dré Wapenaar (° 1961).

Die metaforen zijn zo gek nog niet. Het tentendorp bestaat uit stalen constructies van verschillende hoogte, alle getooid met een koepel uit stof die inderdaad het aanzien heeft van de hoed van een paddenstoel. Wapenaar, opererend op het grensvlak van beeldende kunst, architectuur en design, maakt sculpturen die het aanzien hebben van tijdelijke onderkomens. In hun verschijningsvorm zijn ze zeer divers, speels, maar ook ingetogen. Een beheerder van een camping heeft Wapenaar in 2000 gevraagd de sculptuur Tentendorp te ontwikkelen. Hij presenteert een prototype op de camping in Garderen (Gelderland) en uiteindelijk bestellen vier andere campings tentendorpen. Wapenaar schrijft hier zelf over:
“De verschillende modules zijn bij elkaar gezet als een ‘dorp’. De compositie van gezamenlijke en privéruimtes, de verschillende hoogtes ten opzichte van elkaar, en van de grond, biedt een variëteit aan mogelijkheden. Het is ook van belang hoe je de groep mensen plaatst die erin leeft. Alle tenten samen vormen het beeld van een maatschappij in het klein. Boven en onder, buiten en binnen, volheid en leegte, de kwaliteiten van de gebruikte materialen, constructie, het erdoorheen en eromheen bewegen, aanwezigheid, de manier waarop het licht speelt met de transparanties van het doek, hoe het over het oppervlak glijdt... Al die kwaliteiten, samen met ontwerp, functie en noodzakelijkheid, creëren een situatie van ontmoeting.”1

In een notendop beschrijft Wapenaar hier de belangrijke uitgangspunten van zijn werk. Zijn tentendorp roept associaties op met het klassieke idee van de nederzetting: een verzameling onderkomens die je enerzijds in staat stelt om je even terug te trekken in je eigen domein en die anderzijds alle ruimte biedt om in gemeenschap te leven. Visueel, maar ook qua ideeën refereert het werk aan het utopische project Nieuw Babylon, dat de Nederlandse beeldend kunstenaar Constant Nieuwenhuys (1920-2005) in de jaren 1950 ontwikkelde. Het behelsde een fantastisch labyrint van veelvormige gebouwen, grillige routes en allerlei plateaus en terrassen. Daarin moest de mens zijn vrijheid, zijn in potentie ongebreidelde creativiteit en zijn speelsheid terugvinden en uitleven.
Mens en omgeving zouden daarin een geheel vormen. Helaas heeft niemand deze wereld van Constant daadwerkelijk kunnen betreden; we kennen haar alleen via maquettes en schilderijen. Ook Wapenaar kun je een idealist noemen, maar zijn werelden zijn wél echt te betreden. Het vormt zelfs een essentieel onderdeel van zijn werk.

Wapenaar is geen kunstenaar die expliciteert. Op ingenieuze, subtiele wijze voert hij je als beschouwer zijn werelden binnen. Een aantal vroege monumentale sculpturen in gelamineerd hout verwijzen door hun organische vormentaal en hun titels naar de Italiaanse barok van de zeventiende eeuw. Sant’Ivo alla Sapienza (1991) en Borromini Beeld (1990) tonen in hun vormentaal een synthese van het systematische en het dynamische. In de barokarchitectuur uit die synthese zich in een fijnzinnige maar ook dwingende choreografie van holle en bolle vormen. Dat spel tussen concave en convexe vormen keert terug in de vele tentsculpturen die Wapenaar vanaf halverwege de jaren negentig maakt. Een goed voorbeeld is de Koaestand (1997). Drie koaekleurige parasolvormige overkappingen schakelen in elkaar en worden geschraagd door een klein stelsel van stalen vormen, waarvan sommige hol en andere bol zijn. Die vormen hebben nu eens een uitnodigend en dan weer een buitensluitend e¤ect op de bezoeker. In het midden van de sculptuur staat een kleine tafel met gootsteen die in verbinding staat met blauwe watertonnen. Een gasfles is aangesloten op een kookplaatje met een koaepot. Dit alles maakt integraal deel uit van deze plek voor retraite, die overal kan worden opgesteld.

De Koffiestand bestaat in feite uit drie modules: een voor één persoon, een voor twee personen en een voor vier personen. Die personen bewegen om en door elkaar heen, willen graag op zichzelf en onafhankelijk zijn, maar tegelijkertijd zijn ze sterk afhankelijk van elkaar. Wapenaar ensceneert hier een plek waar naar het collectieve neigende en individualistische gedragingen van de mens in elkaar grijpen. Hij onderzoekt in feite de wijze waarop groepen en individuele mensen zich tot elkaar verhouden. Zijn werken kun je zien als kleinschalige observatoria voor menselijke gedragingen. Wapenaar gebruikt menselijke bewegingen als materialen voor zijn sculpturen, die sociale ambities in zich dragen.

Kunstcritica Charlotte van Lingen schrijft over Wapenaar: “Het is dan ook niet verwonderlijk dat als hij over zijn werk spreekt, hij het vooral heeft over hoe het in de praktijk gebruikt wordt; over hoe mensen om zijn objecten heen bewegen, om elkaar heen draaien en elkaar ontmoeten. Hij praat er over alsof het over een rituele dans gaat waarin tijd en ruimte centraal staan”. Nog volgens Van Lingen bezetten zijn tentwerken “een gebied dat de grens vormt tussen ruimte innemen en ruimte omlijsten”2.

Wapenaars eerste tentsculptuur De bungalowtent (1994) heeft op het eerste gezicht het aanzien van een doodgewone bungalowtent. In het interieur zitten echter twee cabines: een voor jou en een voor iemand anders. Zo wordt dit werk in de vorm van een traditionele familietent zowel toevluchtsoord als ontmoetingsplek. Twee typisch menselijke neigingen worden hier aangeraakt. Deze bungalowtent legt zo de vinger op de menselijke conditie, wat haar boven zichzelf doet uitstijgen en tot sculptuur maakt. Wapenaar ziet de tent als ons gemeenschappelijke huis, een archetypische verblijfplaats van de mens. De tent spreekt volgens hem “een universele taal”. Zijn onderkomens zijn een verademing te midden van alle pragmatische bouwwerken die ons tegenwoordig omringen.

In de ruimtes van Wapenaar “impliceert elke omhulling een onthulling”, zoals Wilma Suto zo mooi in een tekst over zijn werk schrijft3. De Krantenkiosk uit 1997 is daar een mooie illustratie van. Deze mobiele, satellietachtige verschijning (stalen frame, omgeven door doek) biedt onderdak aan de mens die zich even uit de publieke sfeer wil terugtrekken om in een semiprivéruimte zijn krant te lezen. In de Krantenkiosk bevindt zich een cirkelvormige bank, waarop de lezers zich met de ruggen naar elkaar toe voorover buigen naar de kranten op de leesplank. De kioskbezoeker trekt zich terug in zijn eigen wereld, maar moet tegelijk rekening houden met zijn buren, gezien de krapte van de ruimte. Zo worden intermenselijke verhoudingen en het spanningsveld tussen publiek en privédomein uitgelicht. Wapenaar legt kranten voor verschillende ideologische doelgroepen naast elkaar. Het toont zijn idealistische ambities, en zijn mild-politieke stellingame.

In 2009 maakt Wapenaar een ontwerp voor een grote mobiele vogelkooi: Palomare. Een grote sto¤en cirkel wordt ondersteund door kruiselings geplaatste stalen poten. Aan de binnenzijde van de cirkel bevinden zich rondingen van verschillende grootte waarachter vogels van diverse pluimage onderdak kunnen vinden. De Palomare is oorspronkelijk een Spaanse duiventil. Bij Wapenaar moet deze til echter per definitie onderdak bieden aan vogels die afkomstig zijn uit verscheidene culturen. Ook in 2009 heeft hij een Module Soek ontworpen: een verzameling “tentkramen”, gemaakt uit verschillende kleuren doek. Deze veelkleurige, multiculturele marktmodules kunnen zo in elke stad geplaatst worden.

Dat Wapenaar met zijn werk mensen ruimte geeft om zich op diverse wijze te verbinden blijkt ook uit zijn Hang, zoen en rookplek, die hij in 2002 bij een middelbare school in de buurt van Venlo realiseerde. Ook hier een spel van stalen holle en bolle frames waar de leerlingen zich tussen en omheen moeten bewegen. Ze worden van boven beschermd en kleurig belicht door gekleurde sto¤en koepels. Het ene open compartiment biedt ruimte aan een groepje jongeren, het andere aan een verliefd stelletje: gemeenschappelijkheid in diversiteit.

Wapenaar creëert niet alleen ruimte ten behoeve van de sociale rituelen. Hij heeft ook oog voor het privéritueel. Zijn douchetent (1997), in de vorm van een groen gekleurde douchestraal, kan zo op het strand worden geplaatst, waar je je in een transparante binnentent kunt opfrissen. Twee werken die op het
scherp van de snede tussen privé en publiek opereren, zijn de Dodenbivak uit 2002 en Baartent uit 2003. De in strakke, sobere vormen ontworpen Dodenbivak biedt een verblijfplaats aan het gestorven lichaam. Baartent heeft een “warme” ronde vorm. Je betreedt deze tent via een trapje, waarna je afdaalt naar een rond bassin uit hout waar ruimte voor nieuw leven is. Deze werken maken deel uit van een reeks waarin, zoals Wapenaar zelf schrijft, “onderzoek wordt gedaan naar de wijze waarop aantrekking en afstoting, intimiteit en afstand, respect en disrespect zich tot elkaar verhouden”4.

Wapenaar creëert functionele plekken waar het typisch menselijke, en dan juist het niet-instrumentele, alle ruimte krijgt. Twee werken verwijzen daarnaar. In een één op één reconstructie in hout van het Vlot van de Medusa (2010-2011) probeert Wapenaar te visualiseren hoe een multiculturele groep mensen, in het vooruitzicht van een naderend einde, consensus vindt ten behoeve van voortgang. In zijn Paviljoen van de leegte (2005) hangen grote blauwe doeken rondom een gelaagde, maar sobere houten structuur. Het paviljoen kan in verschillende groottes zowel binnen als buiten worden opgesteld en belichaamt op die manier het dynamische uitwisselingsproces tussen buiten en binnen. De doeken wapperen in de wind en weinig lijkt nog substantieel. Een groot gat vormt het hart van het werk. Wie deze gapende leegte in ogenschouw neemt, ervaart grenzeloze structuren van tijd en ruimte.

DAVID STROBAND

www.drewapenaar.nl
DRÉ WAPENAAR,
Bivak, d’Jonge Hond, Zwolle, 2009, 128 p.
Noten
(1) Bivak, p. 41. (2) CHARLOTTE VAN LINGEN in Bivak, p. 7. (3) WILMA SÜTÖ, Een tent voor alle vogels, op www.drewapenaar.nl/articles.php?art=32 (4) Bivak, p. 61.
Site: StudioGloriusVandeVen